Gelukkig hadden mijn ouders vroeger ook een soort slaapritueel bedacht, maar het echte ritueel begon pas als zij de slaapkamer uitgingen. Tot mijn achttiende was ik bang in het donker en om te zorgen dat de aanstormende monsters geen verrassing zouden zijn, moesten er een aantal maatregelen getroffen worden.
Mijn ouders lieten de deur op een kiertje staan. Zodra ze beneden waren, ging ik mijn bed uit en zette ik de kier op de goede afstand. Alleen ik kon dat, want ik wist wat die dag de 'goede' afstand was. De luxaflex moesten op een bepaalde manier gedraaid worden en het rechter gordijn moest over het linker gordijn hangen. En zo ging het nog wel even door.
Elke nacht moest ik een keer naar de wc. De wc was een verdieping lager. Op de heenweg deed ik alle lampen aan die ik onderweg tegenkwam. Op de terugweg moest ik boven zijn, voordat het doorspoelgeluid van de wc afgelopen was. Ik rende dan naar boven en sprong van een behoorlijke afstand in mijn bed.
Ik kon de rituelen goed verbergen. Het viel niet op. Totdat we op mijn zestiende op vakantie gingen en ik met mijn beide zusjes op één kamer moest slapen...
Met het verdwijnen van de angst voor het donker, verdwenen ook de rituelen. 's Nachts gaat er nog maar één lampje aan als ik eruit wil. Tussen de gordijnen mag een kier zitten en de deur mag helemaal dicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten